Aan de hand van een mondelinge enquête onderzocht men hoe het zit met de dialectkennis en het dialectgebruik in verschillende regio's in West- en Oost-Vlaanderen. Men vroeg zich ook af welke rol sociale variabelen hierin spelen.
In het onderzoek waren 3 hypotheses. Hieronder kan je de hypotheses lezen en het resultaat van het onderzoek.
Hypothese 1: hoe ouder, hoe hoger de score op dialectgebruik en -kennis
Ouderen spreken inderdaad nog het best hun dialect. Zij zijn gemiddeld lager opgeleid waardoor ze er minder in slagen over te schakelen op de standaardtaal omdat ze die niet zo goed beheersen.
Tegenwoordig voeden ouders hun kinderen op in standaardtaal. Bij het onderzoek naar de benaming van spelen konden jongeren minder spelen juist benoemen. Een reden hiervoor is dat kinderen minder met deze stukken speelgoed spelen.
Bepaalde dialectwoorden verdwijnen uit de taal omdat die voorwerpen it de alledaagse leefwereld verdwijnen. Dus hoe frequenter een begrip voorkomt, hoe hoger het dialectgebruik is.
Hypothese 2: mannen scoren op dialectgebruik en -kennis beter dan vrouwen
Meisjes zouden minder dialect spreken omdat ze meer zin voor verfijning hebben dan jongens en bovendien sneller langs de sociale ladder willen klimmen.
Vrouwen spelen er belangrijke rol in de opvoeding van de kinderen .waardoor ze ook beschaafder tegen hen spreken.
Hypothese 3: hoe hoger opgeleid, hoe lager de score op dialectgebruik en -kennis
Hoe hoger het sociale prestige van het uitgeoefende beroep en hoe hoger de opleiding, hoe sterker het dialectverlies is.
Uit het onderzoek blijkt dat alle hypotheses kloppen.
Bron: Lefebvre M., & Dejonckheere P. (2014). “Knikkeren we nog met bolleketten en marbels? Stop de tijd! Een sociolinguïstisch dialectonderzoek”. In: Neerlandia/Nederlands van Nu, Jrg. 117 nr. 1, februari, p. 34-37.